dinsdag 10 mei 2011

P. 81

Natuurlijk, we zijn gewend om dagelijks onnoemelijke ploerten te bewonderen die door de hele wereld om hun rijkdom naar de ogen gekeken worden en die een leven leiden dat bij nader beschouwing iedere dag weer uit één lange reeks van misdaden blijkt te bestaan, maar die mensen genieten roem, eer en macht, hun misdaden worden door de wetten gerechtvaardigd, terwijl je altijd weer ziet, hoe ver je in de geschiedenis terug gaat - en je weet dat ik die verduveld goed ken - dat de dader van een lichte diefstal, vooral als hij wat armzalig eten steelt, zoals brood, ham of kaas, zich onvermijdelijk de openlijke verachting van alle mensen op de hals haalt, dat hij zonder pardon door de gemeenschap uitgestoten en zwaar gestraft wordt, automatisch z'n eer verliest en door onuitwisbare blaam getroffen wordt, en wel om twee redenen, in de allereerste plaats omdat de dader van zulke daden doorgaans arm is, en dit is op zichzelf al een fundamentele schande, en vervolgens omdat zijn daad een soort van stilzwijgend verwijt aan de gemeenschap is.

Geen commentaar, Louis Ferdinand Céline: Reis naar het Einde van de Nacht, 1! zin op pagina 81.

Dierenleed

Gevraagd naar het wel en wee van zijn hond die afwezig was, antwoordde de sympathieke Hongaar P. dat hij aan één hond tegenwoordig wel voldoende had: zijn vrouw.

Onlangs vroeg ik een leerling naar de afwezigheid van een andere leerling. Hij was naar de veearts om uit te zoeken of zijn pols gebroken was. Naar de veearts? vroeg ik. Ja, naar de veearts.
Dat was dichterbij.
Zo doen jongens dat uit de Kempen.