maandag 12 oktober 2009

Inspectie

Hier wordt de onderwijsinspectie blij van. Voor de rest geen commentaar.

De Onderwijsraad benoemt burgerschap als ‘een formele juridisch-politieke status, inhoudend het samenstel van specifieke rechten en plichten die verbonden zijn aan het hebben van de nationaliteit van een bepaalde staat, het zijn van staatsburger van die staat. Daarnaast betreft burgerschap de bereidheid en het vermogen onderdeel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren (Onderwijsraad, Onderwijs en burgerschap, 2003)’.

Burgerschapscompetenties worden door het Colo (2002, pag. 35) als volgt gedefinieerd: ‘de ontwikkelbare vermogens van mensen om in voorkomende maatschappelijke situaties op adequate, doelbewuste en gemotiveerde wijze proces- en resultaatgericht te handelen, dat wil zeggen passende procedures te kiezen en toe te passen om de juiste resultaten te bereiken. Burgerschapscompetenties hebben betrekking op het vermogen met individueel verantwoordelijkheidsbesef te kunnen functioneren in het publieke domein, dat wil zeggen om in de maatschappij te participeren als actief burger en daarbij zelfstandig en verantwoord te handelen’.

Wanneer we naar de kerntaken en de bijbehorende werkprocessen kijken, kunnen we concluderen dat er een neo-republikeinse opvatting aan het brondocument LL&B (april 2007) ten grondslag ligt.

Bij de ontwikkeling van burgerschapscompetenties zal deze opvatting uitgangspunt moeten zijn. Het gaat om participatie en niet om identificatie. De student zal worden beoordeeld op zijn deelname, niet op zijn mening.