woensdag 17 juli 2024

Divin'

Zaterdagavond in november, druilerig weer, net redelijk flink geborreld en gegeten, dus tijd om af te zakken naar ’n dive bar, in dit geval de Caravelle aan de Geldropseweg. Ik was er al ’n paar keer geweest en de Caravelle is bepaald geen feestbar. We kamen bij de Caravelle, er brandde licht achter de wit-gele doorzichtige gordijnen en er zaten ook mensen binnen. Na wat gemorrel aan de deur, kwam de eigenaresse om het slot om te draaien en meteen te vertellen dat er alleen maar cash betaald kon worden. Mieke, zoals ze heette, was ’n klein vrouwtje van ’n jaar of zestig (kan ook 50 0f 70 geweest zijn). We liepen de bar binnen. Naast Mieke waren er nog 4 nog 5 andere gasten.
Enfin, we liepen dus naar binnen en gingen aan de bar zitten. Een oorverdovende stilte van 30 seconden brak uit. De andere mensen aan de bar moesten even wennen aan het idee dat er vreemden hun territorium binnendrongen. De muziek stond zacht, zodat elke kuch, elk woord gehoord werd. Dit is dus meedogenloze stilte, dacht ik. Dit maakt je onzeker. Je dringt ’n ander territorium binnen: you’re out of control, je bent geen ‘gelijke’, je moet eerst goedgekeurd worden.
Mieke begon eigenlijk meteen na die 30 seconden aan ’n onderzoek: '‘volgens mij ken ik jou wel, volgens mij bende gij ’n muzikant’. Ik antwoordde haar dat ik geen muzikant was, maar vroeger wel eens in haar bar was geweest. Daarna begon het vervolg van het verhoor. Men moet toch het terrein afbakenen; de vaste klanten zijn de baas, voelen zich thuis in hun eigen troosteloosheid en dulden eigenlijk geen buitenstaanders en zeker niet zonder dat men op de hoogte is van de achtergronden van de ‘indringers’. Typisch wel voor ’n dive bar. Men vlucht uit de eenzaamheid naar ’n veilige plaats op zoek naar enig sociaal contact, maar buitenstaanders worden in eerste instantie eigenlijk niet geduld. Enfin, het spel ging verder: welke relatie Truus en ik hadden, welk stadsdeel we kwamen, welke kroegen we in de buurt kenden enz. Allemaal om de indringers ergens te kunnen plaatsen.
Mieke schrok er niet voor terug om ook haar waardeoordelen naar voren te brengen: ‘wa kijkte gij snibbig’, ‘gij kijkt of ge veul het meegemaakt’, 'als ik naar oew ogen kijk, zie ik eigenlijk niks, ge kent er nie doorhinne kijkuh’. Dit alles nog geen 10 minuten naar onze binnenkomst. Aan de overkant zat een man te zwijgen boven zijn biertje; hij had ’n zilvergrijze coltrui aan en leek zich gewassen te hebben, waarschijnlijk omdat het zaterdag was. Normaliter zag hij er uit zoals ’n old school metaalarbeider er uit moet zien; onder de olie en het vet, vettige overall en altijd kijkend met ’n lege, licht ontevreden blik.
Het zeil werd van de biljarttafel afgehaald en 2 andere mannen begonnen hun partijtje … zwijgend! Inmiddels werd duidelijk dat Jan Denis de bindende factor was. Jan Denis was ’n kroeg waar je vroeger (1973) voor 5 gulden 10 biertjes kon verorberen. De biljarters werden opeens ook gesprekspartner; beiden bleken daar in het verleden ook vaak geweest. Toen volgde de leeftijdcheck: de ene was 57 jaar, de ander 77 en ik 67. Dus we hadden elkaar daar waarschijnlijk nooit getroffen.
Off topic, maar ook ’n vorm van diving: de laatste eigenaar van Jan Denis heeft zich met zijn rolstoel vol bakstenen het kanaal ingereden en is ook overleden. Een andere vaste klant, een enorme dikzak is ooit met zijn zatte kop de Dommel in gelopen en moest er door de brandweer met groot materieel uitgetakeld worden.
De scan werd verder doorgezet; Ad van Meurs (bekende Eindhovenaar in de muziekscène en inmiddels overleden) kwam tot ’n jaar of 5 geleden ook vaak in de Caravelle en werd ook ’n bindende factor. Ad was aan de ‘buitenkant’ zeker niet de vrolijkste, maar wel iemand die belezen was, muziek begreep, maakte en propageerde, maar op zijn manier ook behoefte om af en toe te ‘diven’, de triestheid van het bestaan op te zoeken en daadwerkelijk te ondergaan.
Naast Mieke, de slotenmaker, de 2 biljarters zat er nog 1 vrouw aan de bar, waarschijnlijk de partner van een van de biljarters. Zij hulde zich de hele sessie in stilzwijgende acceptatie van haar droeve lot. Na nog ’n wodka-tonic (Mieke moest even zoeken naar de Wodka, want er kwamen normaliter nooit klanten die vreemde dranken zoals wodka dronken) en nog ’n verdere ondervraging over mijn herkomst uit Gestel en wat ik dan precies te maken had in Stratum, besloten we te vertrekken. Truus stond haar jas aan te trekken en ik liep even ’n paar meter van mijn plaats om het rookhok te bekijken (nog ’n restant van 10-15 jaar geleden). Ik zei; is dit het rookhok?’ Mieke antwoordde op haar inmiddels bekende manier kortaf:’da witte gij ok wel jonguh’. Met andere woorden: hier worden geen open deuren ingetrapt. Dat is dus ook diving: no nonsense, weinig medelijden, maar op de een of andere manier hebben de divers elkaar wel nodig, al kunnen ze dat maar moeilijk laten blijken.

Bert

Bert sloot de winkeldeur en de deur van zijn slotenmakersbedrijf rond ’n uur of 6. Het was zaterdag en morgen dus ’n vrije dag. Dat maakte Bert eigenlijk weinig uit. Elke dag was wel zo’n beetje hetzelfde. Het enige verschil met de rest van de week, was dat hij zaterdag altijd in bad ging. Zijn vrouw, Annie, ging altijd op zondag, dus dat was geen probleem. Hij woonde boven zijn bedrijfje en slofte de trap op naar boven. Annie lag in haar vaalrode trainingspak voor de TV te slapen. Eerst maar eens eten. Dat was gelukkig makkelijk vandaag; er stond nog ’n restje jus van gisteren en daar konden ze hun witte boterhammen doorheen halen en daarna nog ’n bakje yoghurt. ‘Annie, hedde gij zin in botterhamme mè sju?’ Annie was langzaam kaal aan het worden; daarnaast was zij erg bleek en had een pokdalig gezicht en een grote rode neus; zij zou niet misstaan hebben in ’n schilderij van Pieter Breughel. Annie schrok wakker: ‘makt mij allemoal gin flikker uit, als ik mar te vrete heb.’ Annie leidde ’n soort plantaardig bestaan en wilde eigenlijk niets meer.
Bert dacht even na over zijn vrouw; Annie was inmiddels 63 en eigenlijk snapte hij niet dat hij ooit met haar getrouwd was, maar ja, het was nou eenmaal z’n vrouw. Eigenlijk communiceerden ze al 30 jaar niet meer. Verder gingen z’n gedachten ook niet. Bert warmde de jus op en riep zijn vrouw. Zwijgend doopten ze hun boterhammen in de jus. Toen de yoghurt op was; Annie kwijlde hierbij lichtjes, verdween Bert naar de badkamer, alwaar hij het bidet vol liet lopen. Hij ging op de rand zitten, pakte ’n washandje en veegde al het vet en viezigheid van z’n lijf. Net als elke avond, zou hij rond 8 uur naar de Dive bar gaan, ’n café even verderop in de straat. Vroeger ging Annie altijd mee, maar de laatste 10 jaar slechts zelden, omdat zij in de war raakte van de drukte en drank en eigenlijk nooit zin had om tussen de mensen te zijn; ‘ik stop er mee Bertje; ik wor dur keigek van’. Bert hoefde niet lang na te denken over wat hij aan moest trekken: het was november, dus dat werd z’n bruine corduroy broek met z’n zilvergrijze coltrui.
Rond 8 uur zei hij tegen Annie, die inmiddels onder ‘n deken op ’n stoel in slaap was gevallen: ‘ik naai er uit, Annie, ik zie wel hoe loat ik thuis kum.’ Annie antwoordde niet en vegeteerde verder in haar hersenloze slaap. Hij liep de naar de Dive bar en klopte op de deur. Hij ging op zijn vaste plaats zitten. Sjef en Nel waren er ook, evenals Fritske. Mieke tapte ’n biertje en zette het voor de neus van Bert met de vraag: ‘en … hedde gij nog wa te liege?’ ‘Nee, hillemoal niks.’ Sjef, Fritske en Mieke hadden het over de energieprijzen en ‘die kutrussen’. Bert interesseerde het allemaal niets. Bovendien kon en wilde hij niet denken: ‘ut zal menne tijd wel dureh’. Rond 11 uur werd er gemorreld aan de deur; 2 vreemden, een man en een vrouw stonden aan de deur. Bert, die hier toch elke dag zat, kende ze niet. Ze zagen er ook ’n bietje roar uit, het waren misschien wel hippies of zo, of drugsgebruikers. Mieke was gelukkig al vragen aan het stellen; ah, ze kwamen gelukkig wel uit Eindhovuhhh, alhoewel … kwam da wijf nou uit Amerika, da ken toch hillemoal nie als ge zo goed Nidderlands proat. De man kwam in ieder geval uit Gestel, mar wa moet ie in Strattum? Bert kon het allemaal niet meer volgen en daalde af in zijn mentale troosteloosheid; dat was zijn comfort zone. Sjef en Fritske waren inmiddels aan het biljarten geslagen. Bert zat wat te doezelen in zijn diep mentaal vertraagde comfort zone, toen hij ineens de naam ‘Jan Denis’ hoorde. Efkes opletten dus, want die had hij ook gekend, maar het gesprek ging te snel voor hem. Hij staarde de indringers even aan en toen een van hen terugkeek, vluchtte hij weer in zijn comfort zone, starend in zijn eigen biertje. Hij hoorde in de verte nog wel ’n bekende naam, Ad van Meurs, maar kon niet alles verstaan. Was er iets met z’n oren? Maar niet over nadenken. Gelukkig gingen de man en vrouw na 3 kwartier weg. Het was weer veilig. ‘Was toch bitter zo, al die vrimdemensuh, ge wit ut nooit.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten